Blog wandelreis 2019: over de Pyreneeën van Zuid-Frankrijk naar Spanje
Drie weken lang volgden we onze wandelaars, die goed voorbereid en vol enthousiasme een tocht aflegden van Sint Jean Pied de Port in Zuid-Frankrijk naar Burgos in Spanje, over de Pyreneeën. Lees de verhalen hier terug!
Zondag 13 oktober:
Wel veel muggen, denk ik tijdens het inspecteren van de bulten op mijn armen en benen. Gek patroon ook, elke keer drie of vier in een soort rijtje bij elkaar. Het jeukt als de hel. Ik probeer niet te krabben. Kan me niet herinneren dat ik ooit zulke jeukende bulten had.
Wanneer een van mijn medewandelaars zijn kopje koffie optilt zie ik op zijn arm ook een rijtje knalrooie bulten. Rotmuggen, knikken we. De rest van de groep heeft nergens last van en is bijzonder content dat wij blijkbaar het aantrekkelijkst zijn voor de stekende beesten.
Ergens blijft het een beetje knagen, die vreselijk jeukende bulten, dat gekke patroon, er is iets mee. Dan herinner ik me de verhalen over ongedierte op de Camino en de plaatjes van vieze bruine beesten die samenhuizen in matrassen en kieren. Bedwants! Ik ben gebeten door bedwantsen. Ik griezel en ril en heb visioenen van mijn rugzak en slaapzak vol krioelende beesten.
Wanneer ik opzoek wat te doen, lees ik alles over professionele ongediertebestrijders en je spullen in de diepvries, dagenlang om de hardnekkige monsters te doden. Ik bel naar huis om te vragen de diepvriesschuiven leeg te maken en mijn badjas klaar te leggen, zodat ik me op de drempel bij thuiskomst meteen uit kan kleden om geheel ongediertevrij de drempel over te stappen.
Zaterdag 12 oktober:
Onwennig staan we voor de kathedraal van Burgos: vandaag niet alleen ons eindpunt, maar ook de bestemming van deze reis. Het besef is beslist nog niet ingedaald. We bestellen een enorme sangria, daar fantaseren we al drie weken over. Het ijskoude drankje is nog beter dan gedacht.
Onze kleine karavaan komt tot stilstand op het plein waar de kastanjes als knikkers over het plaveisel rollen. Blijkbaar zijn alle kastanjes vandaag rijp. Er is wat irritatie, onze voeten doen pijn terwijl we toch echt amper 16 kilometer aftikten vandaag. De ontlading van de reis, knikken we naar mekaar.
Ik sta versteld van deze ongelofelijke prestatie, de natte koude Pyreneeën, de hitte van de heuvels bij Lorca, de krankzinnige bijlmoordenaar van de herberg van Onze Lieve Vrouwe van Guadeloupe, de koude douches, het mottige eten, we verdroegen het zonder morren. Innig tevreden zie ik de mensen rond me staan.
Gespierd, gestaald en met een vol gemoed omhelzen we elkaar. Het is volbracht.
Donderdag 10 oktober:
Genietend van de warmte in mijn slaapzak luister ik, met nog gesloten ogen, naar de wakker wordende mensen om mij heen. De één pakt zijn tas in, terwijl de ander zijn spullen bij elkaar zoekt voor het ochtendritueel bij de wasbak. Hoe geruisloos men ook probeert te zijn, de krakende bedden, piepende deuren, klapperende flipfops en ritselende tassen kunnen al als wekker dienen. Het stoort mij echter niet. Volgende week alleen wakker worden zal onwennig, bijna eenzaam, zijn.
Twee fluisterende mannenstemmen trekken mijn aandacht. Vroege vogels, met misschien wel een lange afstand voor de boeg. Het schijnt koud te zijn buiten. Bij het horen van die woorden kruip ik nog dieper mijn slaapzak in. Het licht gaat aan. Het onvermijdelijke nadert, toch blijf ik nog een tijdje liggen, luisterend en kijkend naar de mensen om mij heen.
Voorbereid op de kou stap ik de Albergue uit naar buiten toe. Mijn oog valt op een jonge poes, spelend met een muis. Haar achtervolgend naar de de kattenhangplek die ik de dag ervoor ontdekte, begroet ik haar prijzend. Ze is echter schichtig en verstopt zich met de prooi nog in haar bekje. Moeder poes, die ik van een maaltijd had voorzien, kijkt mij na terwijl ik mij richting het restaurant begeef.
De route begint vandaag direct met een klim. Mijn lichaam protesteert lichtelijk. Vooral mijn koude spieren en maag laten van zich horen. De grote portie die ik nuttigde van het uitgebreide ontbijtbuffet zal mijn lichaam goed doen, al valt het tijdens het begin van deze klim een beetje zwaar op de maag.
De zon is net op en ik houd stil om de eerste stralen mijn gezicht te laten verwarmen. De koude lucht in- en uitademend geniet ik van het moment. Om vervolgens achteraansluitend gezamenlijk de klim te trotseren.
Het bos is een aangename verandering in omgeving, waar ieder van ons naar heeft uitgekeken. Het fleurt ons op. Het geeft ons rust. Het brengt ons terug naar mooie tijden. Het laat ons genieten. Terwijl de afgelopen dagen mijn hoofd moeite had om in het hier en nu te blijven, staan vanmorgen al mijn zintuigen op scherp.
Stap voor stap wandelen we over het onverharde pad omhoog. Het zonlicht, dat tussen de bomen door schijnt, laat het bos stralen. De door de herfst bevatte bladeren kleuren goud en de ochtenddauw glinstert in het licht. Vogels zingen ons toe en het briesje creëert een melodie van ritselende takken en bladeren. In de verte warmen vier reeën hun lichamen op in de zon. Hen aanschouwend maken we foto’s van het landschap. De één mentaal, de ander digitaal.
We ontdoen ons uiteindelijk van een laag kleding, om op een gestaag tempo richting het eerstvolgende dorp te stappen.
door Vera
Woensdag 9 oktober:
Er zoemt en trilt iets onder mijn kussen. Voor mijn gevoel is het nog putje nacht. Geïrriteerd vraag ik mezelf af wie het in zijn hoofd haalt om me nu te bellen. Wanneer ik op het scherm kijk, zie ik een nummer dat ik herken, maar van wat dan toch? De omroep, in neonletters dringt het tot me door. Ik moet live in de uitzending.
Glad vergeten dat het woensdag is vandaag. Ik ben de vroege beller in de uitzending van mijn lieve oud-collega Remco. Ik laat me met een soort doodsverachting uit het bovenste stapelbed vallen. Zo geluidloos mogelijk, want de rest slaap nog. Natuurlijk lukt dat niet. Het hele bed maakt tik- en schuifgeluiden en ik stoot ook nog mijn teen.
Half bloot, in mijn geïmproviseerde pyjama, sluip ik de kamer uit en zet me op de trap. Ik fluister tegen de radiomaker dat ik stil moet doen. Je kan een interview op de radio niet echt mimen, dus maak ik toch lawaai. De kok die gisteren het eten voor ons kookte en ons van zelfgestookte borrels voorzag, komt zijn keuken uit.
Sssssssst, met zijn vinger tegen zijn lippen wijst ie me dat ik op het bankje naast de keuken moet zitten. Dan maak ik niemand wakker. Daar beantwoord ik de vragen, in mijn onderbroek en rare wandeltrui die ik zo ver mogelijk over mijn knieën naar beneden trek. De kok gaat onverstoorbaar door met spek bakken en ik met mijn interview.
Dinsdag 8 oktober:
We slapen in een veredelde trapkast waar we om beurt naar binnen moeten schuiven, zijwaarts want anders passen we niet tussen de deuropening. We moeten eerst zes kilometer stappen voor we de eerste koffie naar binnen kunnen slurpen en een ontbijt te pakken krijgen. De flexibiliteit van onze groep is verbazingwekkend.
Een mevrouw maakt speciaal yoghurt voor ons klaar omdat we daar zo zin in hebben. We krijgen extra salade, de plaatselijke bar doet de deuren open om avondeten te maken. Er wordt nog een stuk chocolade gevonden onderin een rugzak en gul gedeeld. Vijgen, een tros druiven, een bemoedigende kreet op onze weg. De dankbaarheid van onze groep is ontroerend.
Onderweg construeren we verhalen over een van ons die met zijn bulldozer de weg voor ons effent, elke nacht opnieuw. De snedige opmerkingen uit onverwachte hoek, de slappe lach over de pyromaan in de groep die een vuurwerkshow met brandende tampons bedenkt. De humor van de groep werkt als een motor op de weg.
En ja soms heb ik vreselijk genoeg van iedereen, wil ik geen zuchtje meer horen (vooral in het donkerst van de nacht) en wens ik me thuis in de zetel met een enorme kom zelfgemaakte soep. Dan vertrouw ik op de weg en wacht ik tot ik weer ongelofelijk geniet.
Maandag 7 oktober:
We lopen als een goed geoliede machine berg op berg af. De een ietske sneller dan de ander. Er is altijd wel een kruispunt of een terras waar we op elkaar wachten. Niemand met blaren, niemand met ernstige pijn. Natuurlijk loop je de ene dag beter dan de andere. Ieder leert op zijn manier vertrouwen op het lijf.
Zo niet de man uit Japan. Wanhopig staat hij bij een automaat om er blarenpleisters en ander gerief tegen soorten ongemak uit te halen. Hij blijft er hoopvol euro’s in stoppen zonder resultaat. De mevrouw die onze herberg bemenst komt naast hem staan. Haar volume is van nature in elk opzicht best indrukwekkend, maar wanneer de arme man haar niet verstaat, trekt ze alle registers open. Ik schat dat ze hoopt dat volume goedmaakt wat begrip niet vermag.
Net ging ze ook al zo tekeer tegen ons. We wilden de verkoudheidsbacillen in de vieze zakdoek van een van ons doden door deze op zijn minst op 40 graden te wassen. Onbestaanbaar vond ze het. De wasmachine piept als ie klaar is. Ze blijft het herhalen tot ik haar meer dan geïrriteerd wegwuif terwijl het wasprogramma start op 20 graden, want ze draaide razendsnel aan de knoppen.
Het gaat natuurlijk nergens over, maar een vriendelijk behulpzaam iemand op het pad kan het verschil echt wel maken.
Zondag 6 oktober:
De recensies van de herberg waar we naartoe gaan, zijn een beetje merkwaardig. Niet echt slecht, maar ze spreken over de vreemde eigenaar en de ongewone plek. We vangen een glimp op van het helderblauwe huis wanneer we een mottige weg bezaaid met stenen opstappen.
Van buiten ziet het huis er geweldig uit, felgele raamkozijnen, potten met uitbundige planten en een kleur blauw die bijna heilig aandoet. De eigenaar is een man met vettig lang haar. Hij deed naar alle waarschijnlijkheid net een dutje op het veldbed dat in de gezamenlijke ruimte staat. Op een kussen liggen twee honden. Ze bewegen niet.
Het ruikt niet fris, een mengsel van Spaanse chloor en ouwe hond. De vloer is ook niet echt schoon en in de keuken zou mijn oude moedertje met een schrobborstel en een flinke emmer sodasop haar hart kunnen ophalen. Op de bar staat een weekdosering pillen. In zijn eentje heeft hij meer pillen dan onze hele groep bij elkaar.
Ik zie de ontzetting in de ogen van mijn medewandelaars. Ik lees “gevaarlijke gek, onberekenbaar persoon” in hun voorzichtige blikken naar elkaar. De mens spreekt geen woord Engels en doet verwoede pogingen om met grote handgebaren en driftige toon uit te leggen wat de bedoeling is. Dat helpt niet echt als het gaat om een indruk van betrouwbaarheid en kalmte.
Boven zijn de kamers die hij ons laat zien kraakhelder, twee aan twee staan de bedden met schone lakens op ons te wachten. Wanneer hij me bij de schouders pakt en me richting kerk draait, legt hij uit dat we daar nu terecht kunnen om wat te eten. Natuurlijk slaan we de verkeerde weg in. Bezorgd roept hij dat we de andere kant op moeten, anders lopen we om en we hebben vast al zulke moeie voeten.
Onderweg naar onze koude drankjes spreken we over vooroordelen en hoe ieder mens die toch zo in zijn eigen weg kan zetten. Onze krankzinnige herberguitbater is niemand anders dan een kwetsbare mens die zorg heeft over ons welzijn.
Zaterdag 5 oktober:
Daar ligt hij, een ronde button met een groene jacobsschelp erop. Aangezien ik vaak als laatste de kamer verlaat, voel ik de verantwoordelijkheid om een kamercheck te doen. Voor het geval dat een van ons iets achterlaat.
Zo vond ik een aantal ochtenden geleden de button. Na een rondvraag in de groep was er slechts één mogelijkheid. We deelden die nacht in Torres del Rio de kamer met de sympathieke Ier Collin. Gedurende de Camino hebben onze wegen elkaar al meerdere keren gekruist. In de ochtend trakteerde hij ons op versgeplukte dadels, voordat hij al vroeg vertrok. De donkere ochtend in, wandelend met zijn houten stok.
Erop vertrouwend dat het pad ons weer samen zou brengen, speldde ik de button aan mijn backpack. Terwijl de natuur ons trakteerde op één van de mooiste ochtendrode luchten die ik heb gezien, verlieten we het oude dorpje. Twee dagen stappen later begonnen er in Navarrete scheurtjes in mijn hoop op een wederzien te ontstaan. Het wandeltempo van de Ier ligt hoger dan dat van ons. In de warme middagzon deelden wij met enkele andere Camino-kennissen het terras van de plaatselijke bar. De gebruikelijke vragen over de wandeling en ons welzijn (lees benen en voeten) werden gesteld.
Vanmorgen is mijn hoofd gevuld met frustraties over de hoeveelheid sorry’s die ik in de vroege uurtjes al heb geuit. De Ier is verre van in mijn gedachten. We lopen door de nauwe straatjes van het oude Spaanse dorpje op zoek naar koffie en een pinautomaat.
En daar in het café staat hij. Zijn roodwit gestreepte shirt draagt hij dit keer niet binnenstebuiten en de sjaal die hij bij volle zon om zijn hoofd drappeert, is om zijn nek gedraaid. Wij begroeten elkaar vrolijk terwijl mijn medewandelaarster zo lief is om de button van mijn backpack af te halen. De dankbaarheid straalt van zijn gezicht en ik ontvang twee zoenen op mijn wang. Het is misschien maar een button, de emotionele waarde is echter groot. Hij hoort bij de door de Ier geleende backpack van een vrouwelijke pelgrim, die ons voorging op de Camino van Santiago.
Zijn blijdschap en het verrichten van een goede daad verwarmen mijn hart. Wederom word ik herinnerd aan het mantra “vertrouw op de weg”. Een dame deelt haar dadels met ons voor het ontbijt, de frustraties zijn uit mijn hoofd verdwenen. Het belooft een goede dag te worden. Collin en ik geven elkaar een warme knuffel. Tot ons wederziens. Nagenietend drink ik nog een slokje thee.
Vandaag lopen we door de Rioja wijngaarden. Proevend van enkele druiven genieten we van de bergen en heuvels rond ons heen. Een groepsgenoot weet ons te vertellen dat voor ons de hoogvlakte van Burgos ligt. Daar gaan we naartoe. Het lijkt niet ver meer. In de plaats Najera delen we een zolder kamer met zijn negenen. Lekker knus en gezellig. Voldaan van het diner vallen we in slaap.
door Vera
Vrijdag 4 oktober:
Wanneer ik ernstige neiging krijg om te vertellen dat we een sociaal-wetenschappelijk experiment zijn en dat er in Terneuzen een controlegroep is die nu drie weken lang opgesloten wordt in een bunker zonder daglicht, weet ik dat het tijd is voor strenge maatregelen.
De oud-kapitein van een onderzeeboot, een grijsharige, luidruchtige man die het naadje van de kous wil weten over ons en zelfs al vroeg wie deze uitstap eigenlijk betaalde, ben ik spuugzat. Elke keer weer komen we hem tegen. Ik krom mijn schouders als ik hem zie in de hoop dat hij me over het hoofd ziet.
We huren een huis helemaal voor ons alleen. Prachtig blauw staat het daar te stralen in de zon. De meesten hebben een eigen slaapkamer. Er zijn fijne douches die gewoon doen wat je verwacht. We hoeven zelfs geen pelgrimsmenu. We zijn de kippenpoten, linzensoep en mottige dessertje zo zat dat we de beste Japanner van de stad opzoeken en ons gelukzalig op de sushi storten.
Het aller, allerbeste is natuurlijk dat de onderzeepolizei in geen velden of wegen te bekennen is. We vangen nog een glimp van hem op achter een ruit in een of ander hostel wanneer we op weg zijn naar de sushihemel. Deze keer kan ik achteloos zwaaien.
Het enige minpuntje van deze verder zo perfecte dag veroorzaak ik zelf. Ik smeer mijn voeten voor het slapen gaan lekker dik in met de nieuwe tijgerbalsem, rooie deze keer die keigoed ruikt. Na een kwartier branden ze gelijk hel. Ik denk erover om ze koud af te douchen en vraag me vertwijfeld af of je een overdosis tijgerbalsem kan hebben en wat daar dan de symptomen van zijn.
Woensdag 2 oktober:
Eten op de Camino is soms nogal een ding. Het kan zo gebeuren dat je kilometers moet stappen voor je een dorp met voorzieningen tegen komt. Dat is geen probleem wanneer je een godenmaal als ontbijt krijgt. In Spanje zijn ze niet echt van een omvangrijk begin van de dag. Een mottig cakje in plastic of een voorverpakte croissant en in het beste geval een vers gebakken chocoladebroodje en een goeie bak koffie krijg je.
Deze morgen is het niet zo vet. De koffie is gisteravond al gezet en de geroosterde broodjes voorverpakt in een fabriek. We vertrekken met rammelende magen en een zucht naar warme geurige koffie. Het duurt elf kilometer en negenhonderd meter voor we fatsoenlijke koffie krijgen. Die smaakt hemels.
Na zeven kilometer vinden we een plek waar we iets kunnen eten. Rijst met melk staat er op de kaart. Het blijkt een bakje rijstepap te zijn. Koud, smeuïg met een flinke laag kaneel. Het soort pap waarvan je verwacht dat ie in de hemel geserveerd wordt.
Dinsdag 1 oktober:
Het duurt even voor mijn rechterkuit beseft dat we echt weer een berg gaan beklimmen. De eerste drie kilometer blijft ie protesteren. Wanneer het lijf zich overgeeft wordt de tred soepel en gelijkmatig. Op de smalle paadjes lopen we in ganzenpas. Ieder in zijn eigen tempo. De overvloedige gele pijlen zorgen voor een deftige wegmarkering.
We zorgen goed voor elkaar, de laatste beetjes eten en drinken worden gedeeld. De bewondering voor onze kleine karavaan groeit. We ontmoeten nieuwe mensen en oude bekenden. Wisselen telefoonnummers en warme omhelzingen uit. In de avond eten we allemaal samen en wensen mekaar een goeie nacht.
Die nachtrust in belangrijk. Overdag moet er fysiek gepresteerd worden. Zo komt het dat we afgelopen nacht een asielzoeker hadden. Gevlucht van een kamer vol snurkende stinkende mannen leek de vrouwenslaapkamer hem een veilige rustige haven. Met zijn matras onder zijn arm stond ie voor onze deur.
Maandag 30 september:
De sterren schitteren hoog boven ons, we vertrekken vroeg vandaag. Het weerbericht belooft 30 graden. Dat is ons iets te heet. We willen voor de middag de meeste kilometers aftikken. Natuurlijk verdwalen we in het donker omdat we een richtingaanwijzer missen.
Nog voor twaalf uur hebben we al 14 kilometer gewandeld, een berg beklommen die niet op de kaart staat en drie keer ontbeten. Glutenvrij is niet echt de Spaanse specialiteit. Gelukkig zijn we ondertussen goed in wildplukken. Met onze zakken vol amandelen, walnoten en versgeplukte vijgen waarvan we er eerst een stuk of tien in onze mond proppen halen we de finish van vandaag zeker.
Lorca ligt op een heuvel. Die laatste 500 meter doen ons bijna de das om. Ik kan niet meer, ik wil ook helemaal niet meer. Voor ieder van ons is het meer dan genoeg. De knieën en voeten doen pijn, de rugzak lijkt bij elke stap zwaarder. Ruim 23 kilometer tikken we af.
Zondag 29 september:
In een geleende korte broek, een beetje ruim maar wel lekker luchtig, begin ik aan de dag. Het is nog donker in Pamplona bij vertrek. Gisteren was er feest, een soort San Fermin maar zonder stieren. Onze voeten plakken aan het wegdek als we lopen. Het bier vloeide rijkelijk. We struikelen nog net niet over slapende mensen of tongzoenende jongeren.
We moeten vandaag een berg over, een hobbel van ruim zevenhonderd meter. Het is warm. De omgeving is adembenemend. Zover we kunnen kijken zijn er glooiende heuvels en bergen. Na vijf kilometer stappen komen we bij een klein dorpje. De cafébaas, een Bask met een enorme neus, wenkt ons binnen. Er zijn net verse Baskische snackjes gebakken.
We lopen goed vandaag. Natuurlijk zijn er de gebruikelijke pijntjes en ongemakkelijkheden, maar de achterste zullen de voorste zijn. We leggen vandaag een kleine 20 kilometer af. De liefdevol gesmeerde broodjes van de Bask onderweg houden ons samen met de illegaal geplukte vijgen en noten recht.
Zaterdag 28 september:
Het begint al in de nacht, de spierpijn is zo akelig dat ik bij het draaien in het stapelbed op mijn tanden moet bijten. Mijn kuiten staan in de fik. De trap is een onneembare vesting die ik alleen strompelend kan nemen. Dan moet het wandelen nog beginnen.
Gisteren was ik nog kipfit. De meeste van mijn wandelmaatjes wilden graag stoppen met stappen en een herberg opzoeken. Ik had nog gerust efkes door willen stappen. Nu lopen zij fluitend de berg op. Ik hang achteraan. Gelukkig is niet iedereen een hinde op de berg. Kan ik net doen of ik me sociaal laat afzakken om iemand te begeleiden. Mijn groep laat zich niet foppen. Ze zien me worstelen. Een voor een lopen ze naast me om me op te beuren.
Na vijf dagen worden de patronen in de groep zichtbaar. Wie het makkelijkst stapt, wie zijn lekkere hapjes altijd wil delen, wie stabiel en onverstoorbaar is. We ontwikkelen onze eigen humor en wilde fantastische verhalen. Zo kom ik de dag door.
Als we na het avondeten terug lopen richting onze slaapplaats passeren we een kraam met gepofte kastanjes. Ik trakteer, innig tevreden peuzelen we de veel te warme kastanjes als dessertje. Om acht uur liggen we allemaal in bed. “Ik dacht dat het al tien uur was”, zucht er een.
Vrijdag 27 september:
Na een ontspannend bad en een goede nachtrust beginnen wij deze ochtend, met de smaak van veel te sterke thee nog in onze mond, aan het nieuwe avontuur. Terwijl de zon zijn eerste stralen al laat zien, verlaten wij het dorp. Het belooft een mooie dag te worden.
Na een aantal dagen stappen begin ik naast de onvermijdelijke spierpijn een paar kleine pijntjes te voelen. Het zwakke punt van mijn rechtervoet, mijn kleine teen, is tot nu toe het vervelendste. “Het zijn de kleine momenten die de pijntjes doen vergeten”, bracht een van onze groepsgenoten mooi. Ik geef haar groot gelijk. Het zien opkomen van de zon en het voelen van de eerste stralen op mijn gezicht is voor mij zo’n moment.
We vervolgen onze weg naar de grootste klim van de dag. Een stenen pad, versleten door de elementen, dat overgaat van weilanden naar een bos. Coniferen die hier als bomen groeien en oude stammen begroeid met mos passeren ons terwijl wij werken aan ons strijdlied.
De lunch, voor mij het hoogtepunt van de dag, nuttigen wij al picknickend naast een kabbelende beek. Het koude water doet mijn voeten goed. Zo neemt ieder van ons een momentje voor zichzelf in of aan het water.
Gedurende de dag komen we minder wandelaars tegen dan de vorige dagen, wel stoppen we onderweg om te kroelen met een merrie en manoeuvreren we ons tijdens een waterpauze tussen een groep snoezige katten door. Die wij wat eten betreft helaas teleur moeten stellen.
Een vijgenboom voorziet ons van suikers voor de laatste kilometers. Dankbaar voor elkaar, de mooie tocht en de geslaagde dag bereiken we het dorp.
door Vera
Donderdag 26 september:
Op de route komen we steeds dezelfde mensen tegen: de Italiaan Carlos die de hele dag met ons meeloopt, want waar negen passen is een tiende geen probleem. Onze kleine karavaan heeft plek genoeg. De Ier, zijn werk verloren, hij rent weg van zijn problemen thuis zegt ie, loopt naadloos in de pas. Het echtpaar uit Michigan, de indiaan uit Brazilië, de vrouw uit Hongkong met haar vriendinnen, we zwaaien, roepen tot vanavond en wensen mekaar een goeie dag.
Onvermijdelijk komt de vraag: wat brengt jullie negen mensen samen? We kennen elkaar van het werk, in de zorg. We knikken vaag en hummen wat. Van tevoren hebben we erover gesproken. We willen niet die groep uit de psychiatrie zijn want dat is niet wat ons verbindt. Het is de liefde voor het stappen en de verwondering over de weg die we afleggen, wat ons samen brengt.
Het gaat goed tot een van ons een verhaal begint over samenwonen. De verwarring is compleet. Zijn we een soort commune en wie dan bij wie? De hele avond hebben we de slappe lach als we proberen te bedenken welke combinaties er van ons gemaakt worden.
Woensdag 25 september:
Het zijn nogal bergen die Pyreneeën, zo scherp, zo groen en vooral enorm steil naar boven. De wandeling van vandaag staat zeker in de top drie van mijn allermooiste.
We vertrekken nog in de schemering en zien hoe langzaam het licht over de bergen schuift. De schaapherder is hier de koning van de bergen. Vanuit zijn autoraam slaakt hij woeste kreten naar zijn honden die het werk doen.
Als we door al het klimmen de uitputting nabij zijn doemt als een fata morgana een wit busje op. Het blijkt een soort foodtruck avant la lettre. Hard gekookte eieren, bananen, thee en koffie. We slurpen de warme drank en proppen het voedsel naar binnen.
Tien kilometers van klimmen later staan we op de top, 1450 meter. We hebben het gehaald. Nu alleen nog de afdaling naar Roncesvalles. We slapen in het klooster.
Dinsdag 24 september:
Scherp naar boven gaat de weg. De bergen groen en stil. De wolken maken vlekken die langzaam verschuiven. Ik hoor de snelle ademhaling van de man naast me. Voetje voor voetje ga ik.
Een rode wouw met gevorkte staart laat zich drijven op de thermiek. Opgewonden wijzen we. Nou ja, twee van ons dan. De rest houdt zich niet echt bezig met de vogelen des velds.
Het is een dag van weinig woorden. De indrukken van gisteren, toen we van alles te veel kregen, en de majestueuze natuur van vandaag zorgen voor verstilling.
Alleen wanneer er twijfel is of ik de herberg toch niet per ongeluk over het hoofd heb gezien heeft iedereen een woordje klaar.
Net om de bocht staat het onderkomen voor deze nacht te blinken in de zon.
Maandag 23 september:
Sardientjes, heel veel sardientjes in een krappe ton. Ik trek een van mijn wandelaars met een ferme ruk de overvolle metro in. Omvallen kan niet, bewegen ook niet, want met mijn hele hebben en houwen sta ik geklemd. Voorzichtig ademen. De omroepstem zegt dat we er bij de volgende halte uit moeten. Einde lijn want er is iets stuk.
We moeten nog minstens zes haltes, dus wachten we op een nog voller perron op de volgende metro. Met veel duw- en trekwerk zijn we binnen. Net in beweging verhaalt de snerpstem van een achtergelaten pakje. Volgende halte metrostel leegmaken. Wie weet is er een bom.
Daar staan we als een klein eiland in de eindeloze zee mensen. Het gaat nog uren duren. De tijd op mijn horloge geeft onverbiddelijk aan dat we onze aansluiting missen. Het is nog ver naar Sint Jean Pied de Port. Even zelfs lijkt het onhaalbaar.
Wandelen, het besluit wordt blijmoedig genomen. De kleine karavaan trekt verder. Langs de Luxemburgse parken, de ambassades en de senaat. De zon schijnt, de herfstbladeren kleuren. We missen onze trein, maar ach wat geeft het. Samen zijn we onderweg.
Ver na de verwachte tijd komen we aan in onze startplaats aan de voet van de Pyreneeën.